Hij zat vooraan in de klas
En hoorde wat de juffrouw zei
Fouten maken mocht hij niet
Waardoor hij soms wat angstig was
Dwaalspoor, dwaalster
Hij durfde niet te dwalen
en zeker niet te ver
Zij deed alles keurig
En kleedde zich zeer net
Buiten lijntjes mocht zij niet
Dat stemde haar wat treurig
Dwaalgast, dwaalster
Zij durfde niet te dwalen
en zeker niet te ver
Zij vormden het perfecte stel
Hun leven zat vol zekerheid
Maar onbekend bleef ongekend
Ze raakten wel wat in de knel
Dwaaltuin, dwaalster
Zij durfden niet te dwalen
en zeker niet te ver
Het leven is zo kort van duur
En dwaalangst is niet fijn
Ze leerden daarom moedig zijn
En gingen toch op avontuur
Dwaalgast, dwaalspoor
Zij durfden nu te dwalen
En gingen ervandoor!
Dwaal ver, dwaal mee
Want ver-dwalen doen wij samen
Dat is dwaalplezier voor twee!
Des dichters werkplaats gaat morgen sluiten
Aan ’t daaglijks dichten komt helaas een eind
’t Was ook zwaar werk steeds weer sentimenten uiten
Liefde, angst, verdriet en leegte, pijn en hoop
Er blijft nog wel wat weemoed achter in een potje
Waar ik zo graag mijn pen in doop
En die kistjes met mooie woorden wil ik ook bewaren
Daar maak ik vast ooit nog mooie zinnen van
Die verzameling is het resultaat van zoveel jaren sparen
Maar aan alles komt een eind, dat is des mensen lot
Nog één glaasje uit die fles met inspiratie en dan
Draait de dagelijkse dichter de deur op slot.
Mijn broer Hugo schreef sinds 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023 op uitnodiging van zijn dierbare vriend Hans Heerings (†) iedere dag een vers. Op 30 december was er nog 1 gedicht te gaan. Naar aanleiding daarvan schreef ik het bovenstaande als eerbetoon voor zijn werk.
Het idee van 'des dichters werkplaats' heb van Simon Carmiggelt dat je hier kunt vinden:
Ik ben bang voor de leegte onder mijn bed
De grillige schaduw op de muur in de gang
Vreemde geluiden; de nacht duurt zo lang
Ik lig maar te draaien, is de wekker gezet?
Ik zag vreemde mensen daar op het plein
Het koude water in de donkere gracht
Waardoor ik herhaaldelijk dacht
Hier wil ik niet zijn!
Mijn sterke weerzin voor morgen
Dat gedoe op het werk
Nee, ik voel me niet sterk
Daarom heb ik veel zorgen
Maar nu wil ik rusten in rust
Een streel door mijn haren
Met lieve gebaren
In slaap gesust
Kom, leg alles neer en
Rust in de armen van de grote moeder
Droom onder bescherming van de grote vader
En breng je geest tot rust
Geen werk
Geen spel
Geen zorgen
Alleen maar rust
Angst hoort bij het leven, want wij zijn ons bewust van onze kwetsbaarheid.
Theoloog Paul Tillich (1886-1963) onderscheidt in zijn boek De moed om te zijn (1952) drie typen angst:
De angst voor noodlot en dood, de angst voor leegte en zinloosheid en de angst voor schuld en oordeel. Hij noemt ze existentiële angsten, want het zijn angsten die bij het leven van tijdelijke wezens horen. Ze zijn nodig om in leven te blijven. Maar angsten kunnen ook neurotisch worden, of zich ontwikkelen tot paniekaanvallen of een sociale angst of een fobie. Wanneer onze angsten niet meer passen bij de realiteit van het leven dan wordt het steeds moeilijker om onze angsten te dragen. Ze houden ons wakker en beheersen ons leven.
Wat doe jij als je niet kunt slapen en wakker ligt? Je ligt maar te woelen en bent je bewust van al je zorgelijke gedachten. Hoe kom je tot rust?
Sommige mensen gaan schaapjes tellen, een meditatie of ademhalingsoefening doen. Ik doe dat soms ook als ik wakker lig maar meestal zeg ik in mijzelf de woorden van de laatste twee coupletten van dit gedicht. Ik geef mijzelf als het ware toestemming (permissie) om alles los te laten en te gaan slapen. Als ik dat een aantal keren blijf herhalen kom ik meestal inderdaad tot rust en kan beter slapen.
Bladeren spelen in een hoekje met de wind
Dichtbij klinkt het lachen van een kind
De winterkoude streelt je huid
Terwijl op het plein de avond valt
Waar de kerstmarkt nog is uitgestald
En de kerkklok door de koster wordt geluid
Er wordt chocolademelk geserveerd
Of Glühwein, ook niet verkeerd,
Maar de winter is pas echt begonnen
Als de pook ter hand genomen wordt
Het haardvuur flink wordt opgepord
En het koor het eerste kerstlied heeft gezongen
Mijn vader was een vreemde man
Nee, wacht! Begrijp me niet verkeerd
Ik heb mijn vader steeds geëerd
Maar wat bedoel ik dan?
Ik bedoel, ik heb mijn vader nooit gekend
Zoals anderen hem leerden kennen
Aan dat idee moest ik wel even wennen
Het heeft me regelmatig droevig gestemd
Ik had niet dezelfde vader als mijn broer
En ook niet dezelfde als mijn zus
Nee, het ligt wat ingewikkelder. Dus
dit uitleggen vind ik een hele toer
Wat ik bedoel is: ieder vormde van hem een eigen beeld
Had ik dit maar eerder geweten, dat had veel gescheeld.
HV
Soms schrijf ik iets en aarzel dan of ik het wel moet publiceren. Dit gedicht is daar een voorbeeld van. Want ja, om te zeggen dat mijn vader een vreemde man is voelt voor mij toch wat bezwaarlijk. Kinderen zijn vaak loyaal aan hun ouders, dat heb ik dus ook. Toch waag ik het erop, omdat ik denk dat het gedicht ook de nuancering van deze uitspraak in zich draagt.