Tijdens een vakantie in Albanië bezochten wij Syri i Kaltër ('het blauwe oog'), een zoetwaterbron in de buurt van de stad Sarandë. De bron is zo’n vijftig meter diep en er stroomt per seconde 6 m³ helder mineraalwater onder hoge druk naar boven. Een indrukwekkend gezicht.
Deze krachtige bron voedt een riviertje en de omgeving is een groene oase van bomen en struiken. De plek nodigt uit om te gaan zitten en met aandacht de omgeving op te nemen. Dat deden we dan ook en toen hoorden wij pas goed de vogels in het struikgewas en zagen we ook die mooie blauwe libellen op de groene bladeren. Sindsdien is de blauwe bosbeekjuffer voor mij verbonden met de herinnering met Syri i Kaltër, deze betoverende plek in het zuiden van Albanië.
Roerloze vleugels,
zo zit zij hier aandachtig;
de bosbeekjuffer.
Haibun
Pad langs de rivier.
Weg in de brandende zon.
Langzamer lopen.
(augustus 2003, hardlopen langs de Aa)
Vliegende zeemeeuw.
Duikvlucht boven de golven
en geur van branding.
(Normandië 2003)
Dit kleine schelpje
verlaten op het zandstrand.
Door haar gevonden.
(Marjolein, 2003)
Geluid van branding.
Zand, zee en wind en water.
Het zilt op mijn huid.
(Strand van Portbail, 2003)
Marktplaats vol mensen.
Geur en handel van koopwaar
in een havenplaats.
(Portbail, 2003)
Vloed, water, water.
Geeft de zee het zand ooit weer
terug aan het land?
(Normandië, 2003)
Ondergaande zon.
Oranjerood boven ’t duin.
Ben ik kleurenblind?
(27-08-2003)
Eb, het water laag
Rotsen en plassen water;
geschenk van de zee?
(Strand in Normandië, aug. 2003)
Ik zie alleen het zand.
Hij spreekt van ’t woeste water.
Weggevloeide zee!
(Normandië, 2003 de haven van Portbail staat 2x per dag droog, maar 2x per dag varen er (zeil)schepen en ziet men waterski’s)
Vlinder op mijn hand.
Te lang door mij gekoesterd.
Vlieg uit, je bent vrij!
(Normandië, 2003. Het einde van een liefde)
Elegante sprong.
De Setter hangt sierlijk in de lucht.
Kleur van een herfstblad.
(Ivanhoe, augustus 2003)
Spelende honden.
Bosgrond, gras en libellen
en dennenappels.
(Bikkel en Ivanhoe, 2003)
Liefde geboren.
En opgegaan in elkaar.
Leegte bleef achter.
(sept. 2003)
Verlegen toont zij
de naaktheid onder haar bast.
De oude Plataan.
(07-09-2002)
Jij kleine vlinder.
Onopvallende schoonheid.
Kwetsbaar op het pad.
(sept. 2003, trapte bijna op een vlinder)
De paarse heide,
graspluimen en witte berk.
Begint hier het bos.
(sept. 2003)
Veelvormige kleur.
Gevallen herfstbladeren.
Verdroogd op het gras.
Variatie:
Veelkleurig vorm.
Gevallen herfstbladeren.
Verdroogd op het gras.
(herfst 2003)
Ochtendrode lucht.
Zwarte vogels, witte wolken.
Straks komt er regen.
(12 sept. 2003)
De ene eikel
na de andere valt hier.
Wat een stom gezicht!
(sept. 2003 – humor in het bos)
Leven trekt voorbij.
De oude beuk ziet het aan.
Honderdvijftig jaar!
(Sept. 2003 – oude beuk bij de kerk)
O, jij oude beuk.
Leunen tegen je stam geeft
levensenergie!
(sept. 2003, gevoel bij een beuk)
Linde- esdoornblad
liggen in het vochtig gras.
Hetzelfde verschil.
(herfst 2003)
Grazende paarden,
Als de avondschemer valt
ze kijken mij aan.
(sept. 2003)
O, dit smalle pad!
Ik heb het weer gevonden
klein stukje natuur.
(teruggevonden pad, herfst 2003)
O, herfsteikenblad
hier overal groot en klein.
In alle kleuren.
(herfst 2003)
Jij hijgende hond.
Tong uit je bek, vacht vol blad
geniet van het bos!
(Ivanhoe, herfst 2003)
Zonlicht door het blad.
Het zacht suizen van de wind.
Heerlijke herfstdag.
(herfst 2003)
Vochtige warmte.
Door blad, planten en aarde.
Zo ruikt het herfstbos!
(herfst 2003)
Lopend door het bos.
Geur van gezaagde bomen.
En verder stilte.
(Herfst 2003)
Het suist in mijn hoofd.
In deze grote stilte
staan gedachten stil.
(okt. 2003)
Deze wandeling
maakte ik alles mee: zon,
regen, wind, stilte.
(okt. 2003)
Paddestoelentijd
Kijk: rood, bruin en wit. Alleen
maar ook in groepen.
(okt. 2003)
Paddestoelenstad,
deze omgevallen boom
weer vol van leven.
(okt. 2003)
Die waterdruppel
op het gevallen herfstblad.
Onbeschrijfelijk!
(okt. 2003)
O, kleuren, kleuren!
De herfst kleurt het blad zo mooi.
Maar zo vergankelijk!
(herfst 2003)
De lichtblauwe lucht
met witte wolkenvelden.
Hier warmt mij de zon.
(herfst 2003)
Kruising van paden.
Zittend op de bank zie ik
Mensen voorbijgaan.
(Herfst 2003)
Deze zwarte hond
deed eerst een plas, strooide zand
en vertrok, ‘Fausto’.
(Herfst 2003)
Schijnbaar in de lucht
hangt hij aan een zijden draad;
kleine groene rups.
Sommige mensen
kunnen je erg triggeren;
schenk hen veel liefde.
Vier kokmeeuwen en
daarachter een gierzwaluw;
vijf vogels in vlucht.
Middagwandeling;
de kerktoren wijst omhoog
het pad loopt rechtdoor.
Zodra de zon schijnt:
parels op grassprietjes
en lenteslakken.
De zon gaat schijnen;
pareltjes op grassprieten
en lenteslakken.
In het eerste zonlicht
pareltjes op grassprieten
en lenteslakken.
Terwijl het regent
valt zonlicht op de aarde;
het zwartkopje zingt.
Zingende merel,
een antwoord uit de verte
en verder stilte.
Terwijl de zon schijnt
valt de regen in stralen;
zoek de regenboog.
Vroeg in het voorjaar;
een reiger kijkt doodstil naar
koudwaterzwemmers.
(of: kijkt roerloos)
Vanaf de heuvel
loopt het paard mij tegemoet;
mijn hart slaat over.
Onder het afdak
Kunstwerk van takjes en stro,
de merel is thuis.
Vanaf de heuvel
loopt het pad naar beneden;
de zon gaat schijnen.
Avondschemering;
als zoveel vogels zingen
en verder stilte.
Avondschemering
als zoveel vogels zingen;
het wordt stil in mei.
Als de avond valt
en zoveel vogels zingen
wordt het stil in mei.
Avondschemering,
en overal vogelzang;
rust in de bloeimaand.
Ik kijk op en zie
de kleuren en schaduwen
van de supermaan.
Onvermijdelijk:
omdat ik geboren ben
moet ik ook sterven.
Vormverandering:
druppel opgegaan
in de oceaan.
Avondwandeling;
vanuit de verte hoor ik
opnieuw de koekoek!
In de beperking,
(je hoeft het niet te zeggen)
toont zich de meester.
De merels oogsten
De zaadjes die zij zaaide
In onze moestuin.
Na de regenbui
gebruikt de slak de snelweg;
maar wel heel langzaam.
De kersenboom bloeit
naast de kale notenboom;
het pas ertussen.
Bordje bij het meer:
‘rustgebied geen toegang hier’;
Kikkers lezen niet.
Zij zaaide zaadjes
voor een kleurig bloemenperk;
ontbijt voor merels.
Ook zondagmorgen
als de kerkklokken luiden
lacht de groene specht.
Kerkklokken luiden;
een lachende groene specht
vliegt golvend voorbij.
Platgeslagen gras;
na vijf dagen regenval
eindelijk weekend.
Doodlopende straat;
aan het eind bloeit een bloempje
verlicht door de zon.
Twee oude merels;
in de klimplant bij het raam
piepen de jonge.
Hun kleinkinderen;
zodra ze komen spelen
gaat de zon schijnen.
Lopend door het bos
de geur van pas gezaagd hout;
ik hoor de stilte.
Geniet van haiku –
zoveel betekenis, in
zo weinig woorden.
Op het open veld,
één gazelle, twee leeuwen;
dan word ik wakker.
Op tweede paasdag
vindt zij het laatste paasei;
nog van vorig jaar.
Huis van de buren,
bijna voel ik mij weer thuis;
foto’s van vroeger.
Tijdens het eten
twitteren ze gewoon door;
vijf kleine musjes.
Aan de waterkant,
de zon schijnt. Ondanks zijn naam,
treurig is het niet.
(bij een treurwilg)