De rivier trekt een donkere streep door het landschap. Het pad langs de oever, dat kort geleden nog onbegaanbaar was vanwege het water, is bevroren. Iedere voetstap kraakt.
Aalscholvers duiken onverstoorbaar onder in het koude water en in een flits vliegt het ijsvogeltje voorbij. Verder is het stil op het krassen na van wat kraaien, die de buizerd verjagen. De zilverreiger vliegt op, direct gevolgd door een blauwe. De onvermijdelijke ganzen staan op de andere oever en kijken mij wantrouwig na.

Ik loop verder in de richting van het kasteel, waarvan de torens al zo lang over de omgeving uitkijken.