Ach, zei ze, in de wildernis van het 'alleen'
Vindt een mens geen houvast
Alles koud en glad en angstig
En niemand om je heen

Hij knikte, dat herkent hij wel:
Volstrekt onbegrepen
In een wereld vol verwarring;
Zo voelt het kleintje in hem zich dikwijls ook

Ze sloeg haar armen om hem heen
En even waren zij gelukkig samen.

 

Mensen worden gevormd door hun ouders en de omgeving waarin zij opgroeien. 
Dat kind wat je ooit was, dat kleintje, leeft op de een of andere manier nog steeds in je. Het is een deel van je. Een kwetsbaar deel vaak, dat veiligheid en geborgenheid nodig heeft.