Er was eens een man die zeven verschillende maskers droeg, een voor elke dag van de week. Elke ochtend was het eerste wat hij deed: het masker van die dag opzetten. Daarna kleedde hij zich en ging naar zijn werk. Zijn hele leven had hij dat zo gedaan. Nooit had hij zijn ware gelaat getoond.
Nu gebeurde het dat een dief ’s nachts, terwijl hij sliep, zijn zeven maskers kwam stelen. Toen hij bij het ontwaken de diefstal vaststelde, riep hij zo hard hij kon: “Houd de dief!” en hij liep de stad in en doorzocht alle straten, tot het kleinste steegje toe, om zijn maskers te vinden.
De mensen zagen hem druk gebaren en hoorden hem vloeken en de hele aarde verwensen. Hij moest en zou zijn maskers vinden. Tot laat in de avond bleef hij de dief zoeken, maar al zijn moeite was vergeefs.
Hij was wanhopig. Hij zakte in elkaar, was ontroostbaar en huilde als een kind. De mensen trachtten hem op te beuren, maar niets kon hem soelaas bieden.
Een vrouw die daar voorbijkwam, hield halt en vroeg hem: “Wat is met jou, beste vriend? Waarom ween jij zo”?
Hij richtte het hoofd op en zei met gesmoorde stem: “Ze hebben mijn maskers gestolen en nu mijn gelaat naakt is, voel ik mij veel te kwetsbaar”.
“Troost je”, zei de vrouw, “kijk naar mij, al van bij mijn geboorte heb ik altijd mijn ware gelaat getoond”.
Hij keek haar lang aan en zag dat ze zeer mooi was.
De vrouw boog zich voorover, glimlachte naar hem en droogde zijn tranen.
Voor het eerst in zijn leven voelde de man een zachte streling over zijn gelaat gaan.
Tadjo
Bron: Bevriend met je schaduw, je onbeminde zijde.
Jean Monbourquette.