O, jij koude steen -
Vanuit twee hoge bomen
zweeft een enkel blad.
HV
De begraafplaats aan de rand van het dorp is stil. Er staan bomen en struiken, de sfeer is intiem en rustgevend. Aan het begin rechts liggen wat oude kleine graven. Ik kwam er als kind samen met mijn ouders. Dan speelde ik onder die bomen. Mijn ouders verzorgden het graf. Zo is het in mijn herinnering, maar op de foto met die kleine rechtopstaande steen ziet deze plek er nog kaal uit. 'Onze lieveling' staat er op in rechte letters, gevolgd door haar naam.
Nu, jaren later, ligt iets verderop een steen met hun namen erop, onder hoge bomen. Ik kom er niet vaak meer, toch vind ik het belangrijk en troostrijk om te weten dat die plek er is.
Temidden van al die andere namen van mensen die hen kenden en die ik gekend heb in het dorp waar ik geboren ben.
Einde van het pad;
de terugweg ligt vol met
dorre bladeren.
Mijn eerste associatie met deze regels is iets sombers, een soort teleurstelling. Iemand die terugkijkt op het einde van het leven en alleen die dorre bladeren ziet. Ik wil ze weer wissen die regels.
Maar wacht, dat hoeft niet zo te zijn. Toen ik nog een kind was, vond ik dorre bladeren heerlijk om doorheen te lopen en te rennen. Ze ruisten heerlijk om mijn voeten heen, ik maakte er een spel van om er zoveel mogelijk in beweging te brengen.
Het is eind september nu ik dit schrijf – de herfstmaand. Het kind in mij krijgt zin om buiten te spelen en heerlijk door die dorre bladeren te lopen!
Einde van het pad;
de terugweg ligt vol met
dorre bladeren!
Hoe is dat voor jou?
Tienduizend stappen
op dit slingerende pad -
om thuis te komen.
Opdat er een begin zij, werd de mens geschapen.” (Aurelius Augustinus De stad van God - Civitate Dei; hfdst. XII).
Na je geboorte ga je op weg, op je levensweg. Je zet veel stappen op die weg en levenspad slingert naar links, naar rechts, soms naar voren en soms ook naar achteren. Om uiteindelijk aan te komen waar je altijd al bent geweest: bij jezelf.
Die tienduizend stappen moet je trouwens niet letterlijk nemen, het aantal wil alleen tot uitdrukking brengen dat het er veel zijn.
Misschien wel enigszins vergelijkbaar met de woorden die als motto voorafgaan aan de roman De tienduizend dingen, het bekendste werk van Maria Dermoût (* 1888 te Pekalongan, Java; † 1962 te Den Haag). Ze zijn ontleend aan het werk van Ts'ên Shên, een zevende-eeuws Chinees dichter: ‘Wanneer de “tienduizend dingen” gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn.’ Hieruit spreekt een cyclische levensopvatting en de suggestie dat het beleven van de samenhang der dingen voor de mens het hoogst haalbare is.
