De dag begon zoals andere dagen
Met de wekker op half zeven gezet
Goed geslapen, zodat de dag kon slagen
Maar toen, helaas niet erg goed opgelet

Bovenaan de trap is hij uitgegleden
Daar ging hij: holderdebolder, pats-boem!
Via de houten treden naar beneden
In zijn hoofd ontstond een akelig gezoem

De hele wereld duizelt om hem heen
En ook zijn leven flitst aan hem voorbij
Daar op die harde koude vloer van steen
Het was een akelige valpartij!

Langzaam is hij daarna weer opgestaan
Die geslaagde dag was wel naar de maan.

 

 

Soms begin ik te schrijven en ontstaat er als vanzelf iets, een verhaal of een gedicht. Het gaat niet altijd over iets dat mijzelf overkomen is. Het ontstaat gewoon. Maar het is wel iets waarin ik mijzelf verplaatsen kan.

Zo’n val als hierboven kan iedereen overkomen. Het lijkt me pijnlijk en ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo hard van de trap gevallen ben. Of toch?

Toen ik nog jong was woonden wij in een klein huis in de buurt van het werk van mijn vader.
Via de keuken kon je met een steile trap naar de zolder waar ik sliep. Bovenaan de trap was een luik en onderaan een deur. De trap was dus aan twee kanten afgesloten. Van dat luik weet ik het niet, maar de deur onderaan was hard, dat herinner ik mij dan weer wel.