Terwijl de bieten, die net op de akker waren gerooid,
In de zachte regen - het was een donkere dag,
In een hoek van het veld op een hoop werden gegooid
Stond ik te kijken met op mijn gezicht een lach
Als kind keek ik met ontzag naar al dat werk
Dat door zware machines en mensenhanden werd gedaan
Ik stelde mij voor: ooit in de toekomst ben ik ook zo sterk
Dat ik zo kan aanpakken en aan het werk kan gaan!
De volgende dag werden de bieten geladen in de ochtendkou
Vrachtauto’s vol. De chauffeur was een vrolijke man
Hij gebaarde naar mij en zei: “Hier, deze is voor jou”
Ik heb hem lang bewaard. Die suikerbiet, ik hield ervan!
Meer nog dan met een suikerbiet is dit gedicht verbonden met een herinnering aan een vrachtwagenchauffeur. Een goedlachse hartelijke man die erg graag mocht. Groot van postuur en met een groot muzikaal hart.