De dichter, in zijn werkplaats, zoekt naar woorden;
vreemde woorden die je nog zelden hoorde,
verdwenen uit het taalgebruik, maar goed
nog voor gedichten, omdat ze steeds bekoorden.
Dichters zeggen dat de ochtend ‘gloorde’,
gebruiken geen touwtjes maar ‘schellekoorden’.
Knap lastig als dat ook nog rijmen moet,
soms bedenken ze dan iets nieuws, zoals ‘zwoorden’.
In zijn werkplaats staat een kast waarin hij woordjes doet
voor later gebruik, als een vondst die de tekst verzoet.
Die dichterskast is gevuld met taal uit alle oorden
en biedt al wat de dichter nodig heeft, coûte que coûte!