Hij stond voor het raam en keek naar buiten
Het gras, de planten in de kleine tuin
Achter hem de stoelen, een ervan stond schuin
Hij zag dat in de spiegeling der ruiten
De beelden vielen samen met elkaar
Zodat hij stoelen in de tuin zag staan
Daarom is hij toen naar buiten gegaan
Maar de stoelen waren weg, dat was raar
Hij draaide naar het raam en keek naar binnen
De tafel en de stoelen zag hij staan
Maar ook het gras (weerspiegeld in het raam)
Dat kon toch niet? Hij raakte buiten zinnen!