
Onsamenhangend
Sprak hij mij
Van verre verten
Heel dichtbij
Zijn binnenwereld buiten
Zijn buitenwereld binnenin
De grens vervaagt, en hij
Hij staat er middenin
De angst staat in zijn ogen
Terwijl zijn mond juist lacht
Zijn spieren zijn gespannen
Alsof hij iets zwaars verwacht
Eigenlijk wil hij rusten
En is zijn denken moe
Van buiten zijn zijn-ogen open
Van binnen zijn ze toe

Hij stond voor het raam en keek naar buiten
Het gras, de planten in de kleine tuin
Achter hem de stoelen, een ervan stond schuin
Hij zag dat in de spiegeling der ruiten
De beelden vielen samen met elkaar
Zodat hij stoelen in de tuin zag staan
Daarom is hij toen naar buiten gegaan
Maar de stoelen waren weg, dat was raar
Hij draaide naar het raam en keek naar binnen
De tafel en de stoelen zag hij staan
Maar ook het gras (weerspiegeld in het raam)
Dat kon toch niet? Hij raakte buiten zinnen!

Ik leef in een wereld vol vreemde woorden
De mensen om mij heen spreken wel
Luid genoeg - maar ik versta hen niet
Dat kunnen zij niet begrijpen
Hun woorden zijn toch duidelijk, niet ongewoon
Een wereld vol vreemde woorden
De mensen om mij heen
Ik versta hen niet
Kunnen zij niet begrijpen
Hun woorden zijn niet ongewoon
Vreemde woorden
Mensen
Versta ik niet
Niet begrijpen
Ongewoon

Ach, zei ze, in de wildernis van het 'alleen'
Vindt een mens geen houvast
Alles koud en glad en angstig
En niemand om je heen
Hij knikte, dat herkent hij wel:
Volstrekt onbegrepen
In een wereld vol verwarring;
Zo voelt het kleintje in hem zich dikwijls ook
Ze sloeg haar armen om hem heen
En even waren zij gelukkig samen.
Mensen worden gevormd door hun ouders en de omgeving waarin zij opgroeien.
Dat kind wat je ooit was, dat kleintje, leeft op de een of andere manier nog steeds in je. Het is een deel van je. Een kwetsbaar deel vaak, dat veiligheid en geborgenheid nodig heeft.