Vlakbij Beddgelert in het Snowdonia gebied waar wij op vakantie waren ligt een rotsachtige beboste heuvel die “Dinas Emrys” (Welsh voor “Het fort van Ambrosius”) genoemd wordt. Er is maar weinig over van het fort dat hier eens gestaan heeft en waarvan sommigen zeggen dat het oorspronkelijk is opgericht door Llewelyn the Last om de bergpas naar Snowdon Mountain te bewaken. Aan deze plaats is een legende verbonden, waarvan ik hier een deel vertel (1).
Op deze plaats wilde Vortigern, koning van Brittannië, een fort bouwen. Hij riep uit de streek vele steenhouwers op en gaf hen opdracht om een machtige toren op te trekken. Maar wat de steenhouwers overdag bouwden, viel iedere nacht weer in elkaar en werd opgeslokt door de bodem. Daarom vroeg hij raad aan zijn tovenaars en die zeiden dat hij moest laten zoeken naar een jongen die nooit een vader had gehad. En als hij die had gevonden, hem moest laten doden en zijn bloed over de funderingen laten sprenkelen. Dan zou de toren goed en vast gegrondvest zijn.
Vortigern zond boodschappers naar alle provinciën om naar een dergelijk jongen te zoeken. Na lang zoeken kwamen zij in een stad die later Carmarthen genoemd werd. Daar vonden zij een jongen met de naam Merlijn, zijn moeder was een dochter van de koning van Zuid Wales en zijn vader had hij nooit gekend. De boodschappers namen Merlijn en zijn moeder mee naar koning Vortigern die hen ondervroeg en concludeerde dat dit de jongen was die hij zocht.
Merlijn die inmiddels van het probleem en ook van het advies van de tovenaars gehoord had verlangde dat hij met de tovenaars zou worden geconfronteerd: “Ik zal bewijzen dat zij een leugen hebben verzonnen”.
De koning, op wie de vrijmoedigheid van de jongen en zijn gebrek aan angst indruk hadden gemaakt, deed wat aan hem werd gevraagd. En Merlijn zei tot de tovenaars: “Aangezien jullie niet weten wat het is dat belet de funderingen voor de toren te leggen, heb je de raad gegeven om de metselkalk met mijn bloed te vermengen zodat de toren zal blijven staan. Vertel mij nu wat er onder die funderingen verborgen ligt en ze belet in goede staat te blijven.” Zij wisten het niet.
Toen zei Merlijn: “Heer koning geef opdracht om onder de bouwplaats te graven en daar zult u een oude verborgen poel vinden. Laat de poel droogleggen en u zult op de bodem twee stenen vinden waaronder twee draken liggen te slapen, een rode en een witte. De rode draak is de draak van Wales, de witte draak is een vijandige draak die het land wil veroveren. Deze draken waren hevig in gevecht met elkaar, maar zijn door magie in slaap gebracht en onder deze stenen verborgen. Zodra de stenen bloot komen te liggen zullen de draken weer ontwaken en hun gevecht voortzetten. Dit gevecht zal voortgaan totdat de rode draak de witte heeft verslagen en gedood”. De koning was zeer verbaasd over deze voorspelling en gaf opdracht alles uit te voeren zoals Merlijn gezegd had. En alles gebeurde zoals Merlijn voorzegd had.
Wat voor mij een verrassing was en wat ik zo mooi vind aan de bovenstaande legende is dat het de geschiedenis en legenden van Wales koppelt aan de Arthur legende zoals wij die kennen. Want dit is het eerste openbare optreden van Merlijn, de grote magiër en adviseur van koning Arthur.
Voor ons maakte dit de wandeling langs Dynas Emrys extra bijzonder, in gedachten zag ik Merlijn met een lange witte baard nog rondlopen in het bos en de twee draken boven Dynas Emrys in gevecht met elkaar. Een ontzagwekkend en betoverend gezicht.
Nog wat feitjes:
De naam Merlijn stamt van het Welsh “Myrddin”, de naam van de bard “Myrddin Wyllt”, een van de bronnen voor de latere legendarische figuur.
“Emrys” is de Welsh versie van de (Griekse?) naam “Ambrosius” en betekent “onsterfelijk”.
Voor meer informatie:
· http://en.wikipedia.org/wiki/Dinas_Emrys
· http://en.wikipedia.org/wiki/Merlin
(1) De tekst is gedeeltelijk ontleent op het laatste hoofdstuk van het boek “De kristallen grot” van Mary Steward.
De aardbei.
Klaar voor een leerzaam spannend en toch filosofisch Zen verhaal?
Een monnik liep dagenlang dwalend door de wildernis toen er plotsklaps een tijger op zijn pad kwam. Hij rende voor zijn leven weg van de tijger en bereikte de rand van een diepe afgrond. Met tegenwoordigheid van geest klom hij over de rand zich vasthoudend aan de wortels van enige begroeiing langs de afgrond. Gelukkig was hij nu buiten het bereik van de tijger. Echter toen hij naar beneden keek zag hij tot zijn schrik ook daar twee tijgers verschijnen, blijkbaar wachtend op zijn val. Terwijl hij daar zo hing kwamen er twee muizen. Deze hadden honger en begonnen te knagen aan de wortel waar de man aan hing.
In deze hopeloze situatie zag de monnik plotseling een aardbeienplant met een rijpe aardbei er aan. Hij plukte de aardbei proefde en zei: “wat een heerlijke aardbei!”
Dit verhaal is al heel oud en heeft mij er van bewust gemaakt om te leven in het moment van hier en nu. Zeker wanneer je je bevindt in een lastige of vervelende situatie en je ziet bedreigingen of onzekerheden in je toekomst. Zie de mooie dingen van nu, geniet er van en laat het niet bederven door je verleden of angst voor de toekomst.
Het heeft mij geholpen, hopelijk heb jij er ook iets aan…..
Terwijl ik op het Greyhound-busstation in San Francisco op de bus stond te wachten, zag ik dat op een bord aan de muur stond: ‘Tieners, spreek niet met onbekenden.’ Dit bord was duidelijk bedoeld om van huis weggelopen tieners te waarschuwen voor de gevaren van de grote stad. Zo zijn er bijvoorbeeld pooiers die het gemunt hebben op eenzame, bange tieners op busstations. Met geveinsde belangstelling bieden ze vriendschap, eten, onderdak en misschien drugs aan. En vervolgens weten ze tieners te strikken om voor hen in de prostitutie te gaan werken. Zo werd ik er op een zeer onaangename manier aan herinnerd hoe sommige mensen anderen misbruiken.
Maar toen ik de wachtruimte binnenstapte werd ik meteen een stuk vrolijker. Ik zag een wat oudere seizoenarbeider zitten met een sinaasappel op zijn schoot, blijkbaar het restant van zijn lunch die hij in een bruine papieren zak had meegenomen. Aan de andere kant van de wachtruimte zat een vrouw, met op haar schoot een peuter die met grote ogen naar de sinaasappel keek. Toen de man de blik van het jongetje zag, stond hij meteen op en liep op hem af. Dichterbij gekomen, keek hij de moeder aan en vroeg haar door middel van een gebaar of hij de sinaasappel aan het kind mocht geven. De moeder glimlachte. Maar vlak voordat hij bij het kind was, bleef de man staan en kuste de sinaasappel terwijl hij die in de kom van zijn beide handen hield. Toen gaf hij hem aan het kind.
Ik ging naast de man zitten en vertelde hem dat ik ontroerd was door wat ik hem had zien doen. Hij glimlachte en blijkbaar vond hij het fijn dat ik zijn daad had gewaardeerd. ‘Wat me vooral raakte was dat u de sinaasappel een kus gaf voordat u hem aan het jongetje gaf,’ voegde ik eraan toe. Hij keek ernstig en het bleef even stil. Toen zei hij:
‘Ik ben nu vijfenzestig jaar, en als er iets is dat ik heb geleerd, dan is het:
geef alleen als het vanuit je hart komt.’
Marshall Rosenberg - Geweldloze communicatie
Omdat ik weer opa word moet ik onwillekeurig terugdenken aan dat tijd dat ik zelf voor de eerste keer vader werd.
Ik was 22 jaar; jong nog besef ik nu. Ik had thuis in het schuurtje bij mijn ouders met beste inzet, vaardigheden en aangeschaft gereedschap een bedje getimmerd. Met kleine spijltjes rondom, het matrasje kon op verschillende hoogtes geplaatst worden en er was een stok voor het ophangen van het hemeltje. Een meubelmaker zou er waarschijnlijk heel wat kritiek op kunnen hebben, maar voor mij was het een waar meesterwerk.
Het vinden van een huis was moeilijk, vond ik zelfs pijnlijk en leek tamelijk uitzichtloos en lukte uiteindelijk onverwacht omdat er goede mensen waren die echt konden helpen. Het werd een flatje in de Moddermanstraat in Schiebroek: een keukentje, een woonkamer en twee slaapkamers en een badkamer met lavet (weet iemand nog wat dat is?).
De kleinste slaapkamer werd de kinderkamer. Bij Verhoef in Bleiswijk kochten we Disney-fotobehang dat de hele muur besloeg. Twee van onze kinderen hebben als baby vanuit dat bedje rechtstreeks kunnen genieten van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Samen met natuurlijk nog vele andere details was het volgens mij een van de mooiste kinderkamers die je je maar kunt voorstellen.
Bij onze verhuizing is het behang natuurlijk op de muur blijven zitten, maar al onze vijf kinderen hebben uiteindelijk veilig in datzelfde bedje geslapen. En daar ben ik best een beetje trots op!
Ons eerste huis, misschien wel klein
Maar het was ons huis
Tafel en stoelen en ook het bed
Zelf in elkaar gezet
Het kinderledikant van eigen hand
De kamer met Sneeuwwitje
En haar zeven dwergen op de muur
Ons kind kon komen, ieder uur
We waren samen
Vormden nu een nieuw gezin
Na veel onzekerheid
Eindelijk een nieuw begin.
Een voorval dat ik een beetje vergeten was werd me laatst weer verteld door mijn zus. Ze noemt het een typerend voorbeeld van mijn rol als grote broer.
Ieder jaar kwam Sinterklaas op bezoek bij ons in het dorp. Binnengehaald met muziek, zittend op een groot wit paard met zijn rode mantel, een lange witte baard, een mijter op het hoofd en een staf in zijn hand. En een heleboel medewerkers, voornamelijk Pieten.
Voor ons kinderen was het een bijzonder feest en het hoogtepunt was toch wel dat Sinterklaas in het parochiehuis op het podium plaatsnam om ons te ontvangen. Daar zat hij, de goedheiligman met zijn grote boek. Aan de linkerkant van het podium klom je een trapje op, je ging bij de Sint langs kreeg een hand en een zak snoep en aan de rechterkant klom je via een ander trapje weer omlaag. Een lange rij kinderen klom zo omhoog en weer omlaag en ging aan de Sint voorbij. En het ging natuurlijk vooral om die zak snoep.
Dat jaar ging ik alleen met mijn zusje naar Sinterklaas, mijn broertje kon niet mee omdat hij ziek was. Maar ik beloofde voor hem een zak snoep mee te nemen.
Toen we bij Sinterklaas kwamen gaven we hem een hand en ontvingen onze zak met snoep. Daarna vroeg ik hem verlegen en verwachtingsvol of ik nog een zak kon krijgen voor mijn zieke broertje. De Sint stopte even met handen schudden en keek mij wantrouwend en streng aan. Wat hij precies zei weet ik niet meer, kort samengevat was het: ‘Nee’.
Ik was kwaad en teleurgesteld in die kindervriend met zijn mijter en zijn grote boek. Ik dacht: “Ik kan niet met lege handen bij mijn broertje komen, zo laat ik me niet wegsturen!” Ik gaf mijn zak snoep aan mijn zusje in bewaring en vroeg haar te wachten. Toen ben ik opnieuw in de rij gaan staan. Opnieuw dat trapje opgeklommen en naar de Sint gelopen, ik gaf hem een hand. Waarschijnlijk keek ik hem nauwelijks aan en mijn hart klopte in mijn keel, want wat zou er gebeuren als de Sint mij zou herkennen? Maar dat gebeurde niet, zo kreeg ik een zak snoep voor mijn broertje en ben het podium weer afgeklommen. Triomfantelijk zijn we die dag naar huis gegaan naar mijn broertje, mijn zus en ik.
Rood en groen
Ik moet jullie iets bekennen. Het lijkt misschien iets kleins, maar het is iets waar ik al jaren mee rondloop en dat mij regelmatig in verwarring brengt. Ik ben kleurenblind en ik wist het zelf niet eens.
Zo, dat is eruit.
Jullie denken misschien: ‘nou en?’ Maar de tuinder waar ik ’s morgens, nog voor schooltijd, tomaten ging plukken kijkt nu vast oplettend en kritisch op: “Dus toch!” denkt hij.
Tomaten plukken is niet heel moeilijk, zeker niet als je even geoefend hebt en je die rijpe, dieprode tomaten moet plukken. Het was wel zwaar om iedere dag ’s morgens zo vroeg op te staan en dan met zo’n zware mand met tomaten te lopen sjouwen. Maar tomaten plukken wordt een kunst als je ze moet plukken als ze net rijp beginnen te worden. Er komt dan al een vleugje oranjerood door het groen van de vrucht heen. Ik herinner me een ochtend dat die tuinder geïrriteerd naar ons tomatenplukkers in de kas toeliep en riep: “Wie plukt al die groene tomaten?” Wij wisten het niet.
Er ontstond een hele discussie over, want met die groene tomaten hoefde hij op de veiling niet aan te komen, dan werd de hele partij afgekeurd. Ik was een hardwerkende serieuze jongen en ik wist ook niet hoe het kwam, stiekem gaf ik de anderen de schuld die zo slordig waren. Wel lette ik nog beter op om het onderscheid tussen groen, oranje en beginnend rood beter onder de knie te krijgen. Als de zon opkwam werd het gemakkelijker, want als het zonlicht door de tomaat heen schijnt wordt het beginnend rood beter zichtbaar. Maar het bleef voor mij eerlijk gezegd altijd een gok en ik dacht dat iedereen daar moeite mee had, want van kleurenblind had ik nog nooit gehoord.
Pas later tijdens een medische keuring viel de term kleurenblind. Ik moest naar een plaat kijken met van die gekleurde stippeltjes: ‘wat zie je’? Ik zag gekleurde stippeltjes. Maar dat was blijkbaar niet het gewenste antwoord, het was de bedoeling dat ik een getal zag, of een letter, of nog iets anders – dat zag ik niet. De diagnose werd gesteld: ‘je bent kleurenblind voor rood en groen!‘
Vanaf dat moment begon kleurenblind een rol te spelen in mijn leven en praat ik niet graag over kleur, omdat ik mij daar onzeker over voel: Ik zie wel kleur, maar ik zie het anders dan jij en dat is niet goed uit te leggen.
Er zijn allerlei anekdotes in mijn leven die te maken hebben met het niet goed zien van bepaalde kleuren die anderen wel zien, maar die bewaar ik voor een andere keer.