Toen Billy Bixbee op een ochtend wakker werd zag hij een draak op de rand van zijn bed zitten. Het was een kleine draak, ongeveer zo groot als een kat. De draak kwispelde vrolijk met zijn staart toen Billy hem over zijn kop aaide.
Billy ging naar beneden om het aan zijn moeder te vertellen. “Draken bestaan niet!” zei zijn moeder. En ze zei het alsof ze het meende.
Billy ging terug naar zijn slaapkamer en begint zich aan te kleden. De draak ging vlak bij Billy zitten en kwispelde met zijn staart. Maar Billy aaide hem niet over zijn bol, want als draken niet bestaan dan zou het toch gek zijn om hem over zijn kop te aaien?
Billy waste zijn gezicht en handen en ging weer naar beneden. De draak volgde hem. Hij was groter nu, ongeveer zo groot als een hond.
Billy ging aan tafel zitten, de draak ging óp de tafel zitten. Dat mocht eigenlijk niet, maar de moeder van Billy kon er niet veel aan doen. Want ze had gezegd dat draken niet bestaan en dan zou het toch gek zijn er iets van te zeggen?
Moeder bakte pannenkoeken voor Billy. Maar de draak at ze allemaal op. Moeder bakte er nog meer, maar de draak at die ook op. Moeder bleef pannenkoeken bakken tot het beslag helemaal op was. Billy had er maar eentje gegeten, maar hij zei dat hij toch niet meer honger had.
Billy ging naar boven om zijn tanden te poetsen. Moeder ruimde de tafel af. De draak, die nu ongeveer zo groot als moeder was, maakte het zich gemakkelijk in de hal en viel in slaap.
Toen Billy weer beneden kwam was de draak zoveel gegroeid dat hij de hele hal opvulde. Billy moest omlopen via de huiskamer om bij zijn moeder te komen. “Ik wist niet dat draken zo snel groeien”, zei Billy. “Draken bestaan niet!” zei moeder op besliste toon.
Het huis beneden schoonmaken kostte moeder de hele ochtend. Want de draak lag in de weg en ze moest in en uit de ramen klimmen om in de kamers te kunnen komen.
Om 12.00 uur vulde de draak het hele huis. Zijn kop stak uit de voordeur en zijn staart uit de achterdeur. En in alle kamers zat wel een deel van het lichaam van de draak.
Toen de draak wakker werd van zijn ochtendslaapje had hij honger. De bakkerswagen kwam voorbij met de heerlijke geur van versgebakken brood eromheen en dat kon de draak niet weerstaan. De draak rende de straat uit achter de bakkerswagen aan. Het huis droeg hij natuurlijk met zich mee, als een slakkenhuis op zijn rug.
De postbode kwam er net aan met de post voor de familie Brixbee toen het huis ervandoor ging. Hij rende er een paar huizenblokken achteraan, maar kon het huis niet inhalen.
Toen meneer Bixbee thuiskwam voor de lunch viel hem meteen op dat zijn huis verdwenen was. Gelukkig kon een van de buren hem vertellen welke kant het opgegaan was.
Meneer Bixbee stapte in zijn auto en ging op zoek naar zijn huis. Hij keek naar alle huizen waar hij langs reed. Eindelijk zag hij een huis dat hem bekend voorkwam. Billy en zijn moeder zwaaiden uit een slaapkamerraam.
Meneer Bixbee klom over de kop van de draak en klom via het afdakje boven de voordeur het slaapkamerraam in.
“Hoe is dit gebeurd?” vroeg meneer Bixbee.
“Er was een draak.” zei Billy. “Draken be…” begon moeder te zeggen. “Maar er ís wel een draak,” riep Billy, “een hele grote draak!” En Billy aaide de draak weer over zijn kop. De draak kwispelde vrolijk met zijn staart. En toen, nog sneller dan hij gegroeid was, werd de draak weer kleiner. En spoedig was hij weer zo groot als een kat.
“Ik vind draken van deze grootte niet zo erg,” zei moeder, “waarom moest hij zo groot worden?”
“Dat weet ik niet zeker,” zei Billy, “maar ik denk dat hij gewoon aandacht wilde.”
Bron: There’s No Such Thing as a Dragon, by Jack Kent