Beelden van leven      

 

 

De samoerai gaat naar de monnik en zegt: “Monnik, leer me alles over hemel en hel.” De monnik kijkt op naar die reusachtige samoerai en zegt: “Jou alles over hemel en hel leren? Denk je soms dat je iets bijzonders bent? Je bent smerig, je stinkt, je zwaard is roestig. Wie zou een samoerai zoals jij in dienst nemen? Je bent lelijk. Je bent vreselijk. Je bent stom. Ik zou je niets kunnen leren. Ga uit mijn ogen.”

De samoerai, wiens halsspieren opzwellen en aders zowat barsten van woede en razernij, trekt in een oogwenk zijn zwaard om de monnik te doden. Terwijl hij op het punt staat het hoofd van de monnik met zijn zwaard af te houwen, kijkt de monnik naar hem op en zegt: “Dat is de hel.”

En de samoerai beseft dat de monnik bijna zijn leven heeft opgeofferd om hem dat te leren. Hij is zo overstelpt door de moed en het mededogen waarvan de monnik blijk gaf toen hij deed wat hij juist had gedaan, dat hij zijn zwaard weer in de schede steekt en buigt uit onmetelijke waardering voor de schoonheid van die moed en compassie. Hij zegt tegen de monnik: “Ik kan niet geloven dat u dat net deed, uw leven op het spel zette om mij te onderrichten.”

De monnik antwoord: “En dat is de hemel.”

 

Bron: Jezelf en de ander, grenzen in menselijke relaties. Anné Linden.