Diep dringt het binnen door mijn huid
Ik voel de kou in al mijn vezels
En mijn bloed dat sneller stromen gaat
Midden in de winter voel ik dat ik leef!
Kou is niet altijd prettig. Maar een wandeling in de koude buitenlucht kan toch heel fijn zijn om de zinnen te verzetten. Soms als ik wandel en de kou voel op mijn huid denk ik wel eens: het is goed om de seizoenen te voelen. Want zo is het leven.
Het leven kijkt hem aan:
De lege vensterbank
Een dode plant, het huis is stil
Zij is net weggegaan
De deur viel in het slot
Die echo klinkt nog na
Er is een kraan die druppelt
Het leertje is kapot
Hij heeft moeite met bewegen
Maar weet dat hij toch moet
Zijn kinderen hebben aandacht nodig
Later kan hij wel scherven vegen
Als je 's nachts naar boven kijkt
en geen sterren aan lucht ziet staan
door de wolken schijnt alleen de vale maan
zodat bleek maanlicht over de aarde strijkt.
Als de ochtendmist opkomt uit de sloot
achter het huis waar je speelde als kind
dat in het leven geen groter vreugde vindt
dan dit spelen, en je denkt: nu ben ik groot.
Als je loopt door lege lockdownstraten
spookachtig stil, de etalages fel verlicht
op elke deur staat: mondkapje verplicht.
Als je na de dag onder je warme deken ligt
en onrustig in je dromen ligt te praten
weet dan dat ik je nooit alleen zal laten.
In de verte klinkt muziek:
Violen en een gitaar. En ook, uniek,
getrommel op een soort van trommelvel.
De geur van het pas gemaaide gras
hangt in de lucht.
De warme zon schijnt op mijn huid,
ik zucht. Een koppel eenden vliegt voorbij
met veel geluid. Zij zijn gewis
op zoek naar een plek waar water is.
De tijd stond nooit eens even stil voor mij.
Maar hier – hier bijna wel.
In het oude park
achter de waterput
in de schaduw
van de lindeboom
stond een bankje
van papier.
Hoe dat kan
dat weet ik niet
het stond er
al heel lang
wij kinderen
kwamen altijd hier.
Ons bankje,
volwassen mensen
zien zo’n bankje niet
ons bankje,
ons bankje
van plezier.
Maar het donker kwam
je ging, het regent dat het giet
zoals dat zo dikwijls
in het leven gaat;
alleen nog in gedachten
op ons bankje hier.
Gedachten
zijn het echte leven niet,
ik wil iets doen
ik wil op zoek
ik vind ons bankje wel
ik vind wel een manier.